Alsof ik het niet koud kon krijgen stond ik op het station. Bovenkant van de jas open, muziek in de oren en proberen om wolkjes te blazen in het donker. Je kon zel alleen zien als je in de richting van een straatlantaarn blies. Er was weinig volk op het station. Voornamelijk ouderen, een enkel aantal mensen dat moest overwerken en vooral veel wazige figuren.
Er lijkt wel een verband te bestaan. Hoe later het wordt, hoe meer de wazige figuren uit hun huizen komen en op het station hun sigaretten gaan staan wegwerken. Om rond te waggelen, vreemde talen te spreken en te bellen. En om straks weer te verdwijnen in een onbeduidende stoptrein, van hier naar nergens. Zo gaan ze de wereld rond, en je kan er op rekenen: morgen zijn ze er weer.
Geef een reactie