De straatverlichting glom op straten toen ik naar buiten stapte. Best mooi, vond ik, al werd de aandacht snel afgeleid door een vlaag stuifregen die mijn jas in woei. (Overigens: stuifregen bij gebrek aan een beter woord). We liepen over de gracht naar de metro.
Metrostation in. Trap af. Nog een trap af. ‘En dit vind ik dus louche’, zei ik, referend aan haar eerdere opmerking die avond. Voor ons liep een junk. Of in ieder geval een vreemd figuur – niet iemand die je zou willen kennen. Achter ons kwam weer iemand de trap af. De man achterop schreeuwde wat naar de man voorop. Hij kende het vreemd figuur dus wel. Dus: de man achter ons was ook twijfelachtig. Onder aan de trap lieten we de achteropkomende man passeren. De beide mannen liepen verder het ondergrondse deel van het station op. Ze voegden zich bij de doelloos rondhangende daklozen, die onderdeel van het interieur geworden zijn.
Wij liepen verder naar het perron. De kaartjescontroleurs die er ’s middags hadden gestaan, waren er niet meer.
(Naar aanleiding van o.a. dit).
Luister naar Louche (1.6 mb).
Geef een reactie