Buiten botst het groen van de wei met het grijs van de lucht. Op de horizon een rij lange bomen – ik denk populieren. Verticaal in een landschap dat horizontaal is opgebouwd. Degene die dat lijnenspel bedacht heeft mag nog wel een keer aan het werk.
Want buiten is fijn. Het hoeft nergens over te gaan, als er maar iets is om naar te kijken tijdens de treinreis. De zwaarbeladen boten op het kanaal, de weides en de akkers, de steden en de dorpen. Alles voorbij het raam, in feite.
Lange tijd vond ik het onzin, het buiten. Leuk voor je eerste reis op een traject, en daarna niet meer. Later veranderde ik van mening. De dingen op een rijtje krijgen lukt veel beter met een uitzicht. Vrijblijvende mijmeren met het plaatje als verstrooing.
Kenners zouden aan deze reflectie ongetwijfeld een Oosters filosofie kunnen koppelen. Maar die dingen interesseren me niet. Het belang van het raampje, dat lijkt me duidelijk genoeg.
Geef een reactie