Ik had een hond. Ineens. Terwijl ik normaal gesproken met een vrij grote boog om die beesten heen loop.
Na afloop van de kraamthee liep ik terug vanuit Rhijnauwen naar de Stad; een wandeling van zo’n 25 minuten. Op een gegeven moment viel het me op dat ik keer op keer werd ingehaald door een zwart-witte hond, een vriendelijk beest. De hond liep langs mij, ging stil staan, en ik haalde het beest weer in. Zo liep het beest mee, alsof ik z’n baas was.
Er liep geen andere wandelaar achter mij, zover ik het straatje af kon zien. Geen baas te bekennen. Ik liep verder, en kwam de stad in. Het was druk bij het zwembad. Op het parkeerterrein probeerde een jongen op z’n achterste wiel te fietsen. Hij viel, onder gelach van zijn vrienden.
De hond liep nog steeds mee. Ik had een hond, blijkbaar. Wat ik daarmee moest, vroeg ik me af. Ik besloot terug te lopen. De hond liep nog steeds achter mij aan – uitdrukkingen als ‘Zo trouw als een hond’ bestaan niet voor niets. Bij het viaduct stoof de hond er vandoor, het weggetje op.
Ik hoop maar dat hij zijn baas had geroken.
Geef een reactie