Het is koud als ik op het station sta, helder fris winterweer. Kijkend naar de lucht zie ik wolken uit het oosten komen. Iets dat klopt met de voorspellingen, want dankzij een lagedrukgebied boven Zweden zou de wind uit het oosten komen.
Een oudere vrouw, gekleed in kleurrijke maar wat rommelige kleren loopt langs. De meeste ouderen blinken uit in pastelkleuren, maar deze dame confirmeerde zich niet aan die code. ‘Lekker weertje, meneer’, zei ze toen ze langs liep. ‘Ja’, riep ik terug, ‘lekker fris’. Nadat ze nog wat mensen op het perron had geprobeerd kwam ze naast me staan. ‘Woont u hier in de buurt? En heeft u een fijne Kerst gehad?’ Omdat ik de beroerdste niet ben, vertelde ik iets over de Kerst. Zij greep haar kans en vertelde dat ze met een vriendin naar een maaltijd voor alleenstaanden in de Pelgrimskerk was geweest. Immers, het restaurant in het seniorencentrum was dicht op Eerste Kerstdag. Normaal at ze daar tussen vijf en kwart over zes.
Aan het gedrag van de andere reizigers zag ik dat de trein naderde. Hun onrust is een goede graadmeter voor arriverende treinen. Ik stapte naar links, bewust weg van de oude dame. Als ik had gewild had ik ongetwijfeld nog de hele reis kunnen kletsen, maar ik moest in de trein nog dingen voorbereiden waar ik niet onder uit kon. Bij het instappen kon ik niet anders dan denken aan Spinivs. Ik ken een raadsel over eenzaamheid en dat gaat als volgt: wat doen pijn en telt voor twee?
Geef een reactie