Eigenlijk vind ik een telefoon een primitief instrument van communicatie. Omdat je de persoon aan het andere toestel niet ziet, mis je een aanzienlijk deel van je communicatie, namelijk lichaamstaal. Tekstuele communicatie als mail heeft dat ook wel, maar daar kan je meestal nog wel overwegen hoe je bepaalde dingen formuleert. Niet dat veel mensen lang nadenken over mails, maar de mogelijkheid bestaat. In een telefoongesprekken kan je met goed fatsoen geen stiltes van 20 seconden laten vallen.
Met deze overweging als inleiding: ik telefoneerde. Zakelijk. Althans, wat mij aangaat. Maar halverweg het gesprek flitste er door me heen dat dit niet erg zakelijk meer was te noemen. Dit gesprek naderde een intimiteit die niet hoort bij zakelijke gesprekken; een intimiteit die sowieso niet vaak voorkomt in telefoongesprekken. Omdat ik ook een gesprek aan het voeren was, viel er niet erg diep over die gedachte na te denken, maar ik had het gevoel dat ik eigenlijk aan de telefoon zat met een giechelmeisje. De automatische piloot moet wat dingen hebben gezegd die grappig klonken; er klonk gegrinnik over de lijn. Het klinkt wat overdreven, maar ik zag iets van de essentie van de persoon aan de andere kant.
Enfin, ik ben iets optimistischer geworden over de mogelijkheden van de telefoon.
Geef een reactie