Op een onbeduidend punt verlaat de bus de weg. Rechts, een meter of 20 naast de weg ligt een station. Of tenminste: een stuk rails met wat betonnen platen eromheen, vanwaar je in een gereedstaande trein kan stappen. Ik lees Die Zeit, dat ik geleend heb van een Duitse leeftijdsgenoot. Als je hardop leest valt Duits best mee, zelfs als het om doorwrochte sociologische analyses over de banlieu en de rellen gaat. De trein rijdt verder. Een man met een formele pet komt langs, en vraagt een ieder om zijn paspoort. Controle. We naderen de grens. De laatste grens van Europa.
Op de grens wordt iedereen uit de trein geladen. Het is een niemandsland. Of hoogstends het land van de vogels. Het is een moeraslandschap, met veel grassen en rieten. Daar staan enkele houten barakken, in verschillende stadiums van verval. Een fantastische plaats om foto’s te maken. Maar voordat ik mijn camera heb gepakt vertelt een beambte dat het verboden is om foto’s te maken. Militair gevoelig, naar het schijnt. Alleen van de barakken mogen foto’s gemaakt worden. Ik schiet een paar foto’s vanaf de heup. Op die foto’s is overigens niks militairs te zien.
Het is wachten. De trein waarmee ik ben aangekomen vertrekt. In een van de barakken kan je koffie kopen. De lokale bevolking verdient aan de grens, zoveel is zeker. Vanaf de Turkse kant komt een enkel treinstel, waaruit twee Nederlanders komen. Met een Amsterdams accent vertellen zij over hun onverwachte bezoek aan de brandweer in Edirne. Ik voer een lang gesprek met de Duitse leeftijdsgenoot over Turkije en de toetreding tot de Unie. Ik kom Kathleen, uit Vlaanderen, voor het eerst tegen. En aan het eind, na anderhalf uur wachten, krijgen we onze paspoorten terug, en mag de hele groep de grens over.
Geef een reactie