Een etymologisch epistel

Het is de lente van 1657 in Vlissingen. De stad is niet versierd vanwege de 50ste geboortedag van Michiel de Ruyter. Terugblikken past niet binnen de VOC-mentaliteit. De haven is verlaten, want er is nog maar een vracht. Plotseling begint iemand te schreeuwen? Wat is dat daar, aan de horizon? Dat zal toch niet de Zeelandia zijn, het schip dat twee jaar geleden is vertrokken en waarvan iedereen dacht dat het was vergaan? De man met de scherpste ogen wordt naar de haven gehaald, en hij zegt ja, het is de Zeelandia. De kerkklokken luiden, het hele stadje loopt uit. Want twee jaar geleden vertrokken, nooit meer van gehoord dan geruchten: hoeveel van de tweehonderd vertrokken mannen zouden er terugkomen?

Terwijl het schip langs de kade loopt, kijkt de stuurman of hij zijn dochter tussen de menigte ziet staan. Zijn dochter was pas 5 toen hij vertrok; zou ze hem herkennen? Het schep meert aan en de burgermeester en de schepenen staan vooraan om de kapitein en de bemanning welkom te heten. ‘Ons schip is geladen vol met kostbaarheden die we de afgelopen twee jaar hebben verhandeld. We zouden u graag deze vruchten uit Zuid-Amerika aan willen bieden.’ De burgermeester bedankt en vraag ‘Wat zijn dit voor vruchten?’ Op dat moment komt een meisje aanrennen. Het is de dochter van de stuurman. ‘Papa! Ja!’ roept ze en ze rent naar haar vader toe. ‘Tja’, zegt de kapitein ‘hoe die vruchten heten weet ik ook niet, maar papaya lijkt me wel een goede naam’


Comments

Eén reactie op “Een etymologisch epistel”

  1. hahaha. ge meent het! wij kijken vol verwachting uit naar de historie van de advocato.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *