Amsterdammers zijn asocialer dan Rotterdammers, bedenk ik als ik de metro uitstap. In Amsterdam moet ik mijn schouders inzetten om de metro uit te kunnen stappen en niet te worden overlopen door instappers. In Rotterdam gaat dat veel gemakkelijker. Terwijl ik dit voor de zoveelste keer bedenk, loop ik naar de roltrap en laat me vervoeren. Daar zie ik ze staan, drie treden voor me. ‘Ben jij dat?’ denk ik. Het zou kunnen, het is Amsterdam. Op de rug gezien lijk je wel op mijn herinnering. Het is lang geleden. Herfst 2004, toch? Dat ik beter tegen de regen schreef, over jou en ijdele hoop en de zin daarvan.
Je stapt van de roltrap af. Ik kijk naar je vormen. Het zou kunnen, het zou zomaar kunnen. Wat zou ik tegen je zeggen? Zou je me herkennen? Voor me stap je de volgende roltrap op. Sommige mensen staan stil op de roltrap, jij loopt er langs, spurt het ding op. Ik volg, wil het nu weten. Als we bijna boven zijn blijf je stilstaan op de roltrap. Een half gezicht is voldoende om de conclusie te trekken. Je blijft verleden. Ik kan je weer opbergen in mijn geheugen.
Geef een reactie