De stoptrein zit vol. Een oud echtpaar – ik geef hem zeker 70 – zit aan het raam. Beiden hebben een paraplu. (Diezelfde dag zit ik tot 9 uur buiten in een t-shirt, dus waar dat voor nodig is, maar dat terzijde). Een paraplu waarvan je denkt ‘hij deed ’t nog dus we hebben ‘m nog niet weggegooid’. Het zou een onbeschofte grap zijn om te zeggen dat hetzelfde voor die mensen gold, dus die maak ik niet. De museumtrein zit tjokvol zwaaiende kleinkinderen. Ze maken er een niet-begrijpende opmerking over, maar de coupe is druk met boeken en tijdschriften. In mijn cocon met witte oordopjes luister ik voor het eerst in maanden weer eens naar Aimee Mann, maar kan hun opmerking nog verstaan en ligt toe dat dat dus de trein naar het spoorwegmuseum is.
Op de fiets gebruik ik mijn stuur en trappers om de Manic Street Preachers mee te drummen. Ik speur de straat af naar verhalen, die er normaal op stapels klaar liggen, maar is het stil. Iedereen is op vakantie. Zelfs een filmvanalledag kent blijkbaar komkommertijd.
Geef een reactie