Een paar straten van huis, op een laan. De herfstzon en eigenlijk zou je verbaasd moeten zijn dat dit een achterstandswijk heet, kijk nou eens goed, die kozijnen zien er uitstekend uit, die tuin kan er best mee door en die auto, een recent model Peugeot 407, misstaat ook niet. Verder spreken we van een ruimte opgezette wijk, een beetje althans, met veel volgroeid groen. Wat zorgt er toch voor dat het niet loopt? Mijn milde mijmering werd onderbroken door een tegemoetkomende familie.
Voorop de dochter. Pikzwart haar, een rode broek en een koptelefoon op. Uberhip liep ze tien meter voor het gezin uit. Ze wuifde semi-nonchalant ‘kom nou, loop nou door’. De zoon was duidelijk minder hip dan zijn zus en staarde naar de grond, alsof hij een dubbeltje aan het zoeken was. Of, en dat lijkt me niet onwaarschijnlijk, om uitdrukking te geven aan het gevoel ‘ik hoor hier niet bij’. Vader stapte door, stoere pet op zijn hoofd en t-shirt aan. Ietwat de stijl van de Marlboro-man, al kon het niet verhullen dat hij een buikje had. Moeder, tot slot, was volstrekt functioneel op weg naar de winkels met een boodschappenkar (hoe heten die dingen? is er een specifieke benaming voor?). Alle vier zwegen.
Toen ik de hoek om was vroeg ik me af of de beperkingen op het vervoer van gevaarlijke stoffen ook van toepassing zijn op instabiel geworden gezinnen. Je kon het explosiegevaar ruiken.
Geef een reactie