(De meeste stukken op dit weblog zijn zelden erg serieus. Dit stuk valt nogal uit de toon, en is vooral veel te lang. Als u afhaakt, haakt u af. Als u het einde haalt, wordt een reactie zeer gewaardeerd, al is het maar dat u het antwoord ook niet heeft).
Er resteren nog twee blikjes in de keukenlade. Een blikje makreel en een blikje tonijn op olie. MSC-label. Vrijdag heb ik een blikje tonijn op water open gemaakt, dat er nog stond van voor mijn vegetarisch experiment van start ging. Daarna is het op, dan is er geen vlees of vis meer in huis.
In landen zoals Marokko en Jordanie, met uitgestrekte woestijnen bestaan ondergrondse watervoorraden die dateren uit de laatste ijstijd. Dit heet fossiel water. Deze watervoorraden worden aangeboord en geconsumeerd in deze landen, maar niet meer aangevuld, omdat er simpelweg te weinig regen valt om de voorraden aan te vullen.
Zo kijk ik nu tegen mijn blikjes aan. Fossiel vlees. Een voorraad blikjes die wachten om op een dag opgegeten te worden en niet meer aangevuld te worden. Althans, misschien. Alleen indien ik vegetarier blijf.
Twee dagen terug heb ik het einde gehaald van Eating Animals, het boek dat me tot een vegetarisch experiment bracht. Ongeveer anderhalve maand eet ik niet tot nauwelijks vlees. Ik had gehoopt aan het einde van het boek een paar doorslaggevende argumenten te vinden. Maar, zoals Foer zelf ook aangeeft, is wel of niet vlees eten een ethische discussie en is die niet samen te vatten in een zwart-wit stellingname, maar horen daar tal van grijstinten bij. Een kant-en-klaar antwoord ontbreekt. Antwoorden op vragen over hoe te eten zijn niet als fastfood verkrijgbaar.
Laat ik het stellen zoals het is: de tonijn uit dat blikje was zeer smakelijk. Die zou ik best vaker lusten. En hoe spannend je ook kan eten met groenten en kruiden, geen vlees eten is een culinaire verarming. Daarmee schiet ik mezelf meteen in de voet: misschien moet onderstaand stuk alleen maar gezien worden als argumentatie om weer een biefstukje te eten. Desalniettemin: een poging tot nadenken. Welke argumenten zijn er, zover ik het overzie, om vegetarisch te blijven eten?
Voor vegetarisme zijn, samengevat, drie argumenten volgens Foer:
1) het is slecht voor de gezondheid;
2) het is zielig;
3) het is niet duurzaam.
1. Vlees eten is slecht voor de gezondheid.
De wijze waarop vlees wordt geproduceerd in de intensieve veehouderij is een geweldige broedplaats voor ziektekiemen. Omdat dierenwelzijn niet op de eerste plaats komt (dat is een understatement), worden dieren veel ziek. Om dit tegen te gaan krijgen dieren antibiotica door hun voer gemengd. Hierdoor worden dieren minder ziek. Nadeel is alleen dat door het massale gebruik van antibiotica de ziekteverwekkende bacteriën en virussen steeds sneller resistent worden tegen antibiotica. Zo is er een wapenwedloop tussen bacteriën en de ontwikkelaars van antibiotica. Waarom is dat belangrijk? Wij gebruiken dezelfde antibiotica om onze eigen gezondheid te beschermen. In de bioindustrie kweken we onze eigen dodelijke ziektes (H1N1 of Mexicaanse Griep, Q-koorts, Creutzfeld-Jakob, om wat voorbeelden te noemen).
Het is een relevant argument, maar geen fundamenteel argument tegen vlees eten. Dieren kunnen ook worden grootgebracht zonder antibiotica, alleen moet je ze dan beter verzorgen. In de biologische veehouderij krijgen dieren niet standaard antibiotica in hun voer. Argument afgeserveerd, maar over de houdbaarheid van biologisch / ecologisch / ‘organic’ vlees in punt 3 van het stuk.
2. Vlees eten is zielig.
Het oudste en bekendste argument tegen vlees eten, en het voornaamste argument dat Foer aanvoert. Soms schrijft hij, zeer terecht, opmerkingen ‘En nu niet stoppen met lezen’ als hij een beschrijving geeft van praktijken in slachterijen. Er zitten stukken in het boek waarbij je maag zich omkeert. De geïndustrialiseerde slacht is volledig gericht op productiesnelheid om de kostprijs zo laag mogelijk te houden en welzijn, of iets als ‘humaan slachten’ (indien dat bestaat) speelt geen rol.
Is dit een steekhoudend argument? Eten en gegeten worden is een van de principes van de natuur. Mensen hebben al minstens anderhalf miljoen jaar vlees op hun dieet staan. De een zijn dood is de ander zijn brood. En zo kan ik nog een paar dooddoeners aandragen.
Doden gaat over de keuze die je maakt het leven van een ander wezen te nemen. Ben je daartoe bereid, is de eerste vraag. Iedereen die dit leest is daartoe bereid geweest, bewust of onbewust. Je zou verschillende gradaties aan kunnen brengen in het begrip ‘levend wezen’. Dat kan een mens zijn, een dier zijn, of een plant zijn. Want hoewel dieren oneindig dichter bij ons staan – ze ademen net als wij, hebben poten en een hoofd – doen we met planten hetzelfde als met dieren. We optimaliseren hun genenbestand zodat ze zo snel mogelijk groeien om tegen een zo laag mogelijke kostprijs een smakelijke bron van energie worden. Over planten hoor je echter zelden iemand roepen dat het zielig is.
Nu kan een mens zonder plantaardig voedsel niet overleven. De keuze om geen ander levend wezen te doden staat gelijk aan zelfmoord door hongerstaking. Gegeven dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden, is dat geen optie. Waarom wel planten doden en geen dieren? Het punt dat vlees in de geschiedenis, indien beschikbaar, meestal onderdeel is geweest van het menselijk dieet, sterkt het idee dat zo’n onderscheid niet fundamenteel te maken is.
De vraag is dan opnieuw: hoe om te gaan met het doden en het productieproces van vlees? Verrassend genoeg kwam ik de afgelopen weken geen mensen tegen die expliciet stelden voorstander van de bioindustrie te zijn. Velen hadden hun eigen biologische slager, of haalden hun vlees alleen bij die boer op het dorp die ze persoonlijk kenden, of aten toch al weinig vlees. Is dat dan een alternatief? Indien humaan slachten mogelijk is, is dat dan toepasbaar in dagelijkse praktijk?
Een ieder probeert, hoe toepasselijk in deze context, de kool en de geit te sparen. Ons voedsel is cultuur, geschiedenis, irrationeel, instinctief. Vlees eten is zo oud als de mensheid. Laten we eens aannemen dat humaan slachten op een of andere wijze mogelijk zou zijn – als verlengstuk van de natuur. Welk argument blijft dan nog over?
3. Vlees eten is niet duurzaam.
Het enige argument waar ik geen vat op krijg is duurzaamheid. En dan bedoel ik de energiebalans. Om de hoeveelheid calorieën die in vlees zit te produceren, is zes- tot zevenmaal zoveel energie benodigd als voor een plantaardig alternatief nodig is. Indien alle aardbewoners vlees gingen eten zoals Amerikanen, kunnen we de regenwouden wel kappen en beplanten met sojavelden en dan nog is het de vraag of er genoeg energie in deze planeet zit om iedereen vlees te laten eten. Een bekend verhaal, naar ik aanneem.
Wat me opvalt is dat mijn gereformeerde voorouders zich druk maakten of ze wel het goede deden, want anders zouden ze wel eens niet in het hiernamaals kunnen komen. Tegenwoordig maken wij ons druk of wel het goede doen, want anders zou het hiernamaals voor onze kinderen wel eens op de tocht kunnen staan. Ze zouden wel eens een uitgewoonde planeet kunnen erven. Elders las ik over een opa die zijn kleinkind in de armen hield, en zich toen realiseerde dat met wat geluk het kleinkind de tweeëntwintigste eeuw zou zien. En dat op dat moment het begrip duurzaamheid duidelijk voor hem werd. Denk daar nog eens aan als u op kraamvisite gaat.
Duurzaamheid is tegenwoordig een keuze voor de consument. Ik bedoel: je kan je leven lang Groenlinks stemmen, maar die blijven toch in de oppositie zitten met hun sympathieke plannen. Het schip der staat draait maar langzaam. Nee, als consument kan je direct keuzes maken. Als je je levensmiddelen ‘Puur & Eerlijk’ koopt en de CO2 van je vliegmijlen ergens afkoopt, dan komt het toch allemaal wel goed? Het schijnt zo makkelijk: als we allemaal een stapje extra doen, dan komt het wel goed. Zoals het in een Hollywoodfilm wel even spannend is, maar er toch altijd een happy end is.
In toenemende mate ben ik somber over deze benadering. Het klinkt leuk, maar hoeveel zijn deze maatregelen nu echt waard? Biologische landbouw mag een stap in de goede richting zijn, als het gaat om vlees of vis is het geen serieus alternatief. Het is een luxespeeltje voor degene die het kunnen betalen om hun schuldgevoel af te kopen. Als iedereen vlees zou eten waarbij de principes van de biologische landbouw toegepast worden, moeten er alleen maar meer regenwouden omgehakt worden.
Malthus heeft tot nu toe altijd ongelijk gehad, omdat door technologische ontwikkeling de voedselproductie continue omhoog ging. De vraag is op welk punt die groeicurve eindig is – experimenten met synthetisch vlees, hoe onnatuurlijk ook, laten zien dat we nog verder kunnen gaan in de industrialisering van onze voedselproductie. Onder de huidige omstandigheden is de conclusie echter simpel: vlees eten is niet duurzaam.
Er zijn overigens nog wel wat bezwaren tegen op consumptiegedrag gebaseerde duurzaamheidsmaatregelen.
Ten eerste vereist het continue strijd om impulsen te onderdrukken, want al die aangeboden producten zijn misschien niet duurzaam, maar wel verleidelijk, leuk en lekker. Zeer weinigen staan altijd sterk in hun schoenen, en ik ieder geval niet. Of moest ik dan ook maar geheel stoppen met autorijden en nooit meer op vakantie gaan?
Ten tweede vereist het veel kennis, en vertrouwen in instanties. Indien ik nu vis koop met een MSC-label, wie garandeert mij dan dat daar ook echt geen vis te veel gevangen wordt? Garanties over de route die waarop vlees al dan niet op mijn bord terecht komt zijn gebaseerd op vertrouwen en vereisen daarnaast ook nogal wat studie in de wildgroei van keurmerken. De enige manier waarop ik dat kan controleren is door mijn eigen kippen op het balkon te gaan houden en eigenhandig de nek om te draaien. Daarmee ontstaat meteen de vraag of het goed is om kippen op een balkon van 2×2 meter midden in de stad te houden. Me dunkt dat het beslist niet praktisch is.
Ten derde is het resultaat van al die duurzame aankopen niet zichtbaar, iets dat nogal demoraliserend werkt op lange termijn. Het resultaat is sociale status, en dan nog in enkel in bepaalde groepen.
Conclusie
In feite wordt de vraag bij iedere aankoop gesteld in hoeverre het individu verantwoordelijk is voor zijn omgeving. Het eindpunt van individualisme, waarin het domein van verantwoordelijkheid alles is maar tegelijkertijd nergens is vastgelegd? Hoe groot is het offer dat je van een individu vraagt? Elk saucijzenbroodje is een keuze voor of tegen de bioindustrie, realiseerde ik me bij een traktatie. Ik dronk dus alleen een kopje thee. Een hamburger uit de biologische landbouw is een keuze voor de regenwouden. Ik kocht dus maar van die vleesvervangers (die, met uitjes en ketchup, de diepvriesburgers behoorlijk benaderen).
Voorlopig blijf ik nog maar even vegetarisch. Er zijn meer argumenten nodig om weer vlees te gaan eten. Meer boeken dus. En ik heb nog twee blikjes fossiel vlees in de keukenlade staan, dus als ik trek krijg, is er nog een uitweg.
Geef een reactie