Het sneeuwde een beetje. Vloksgewijs kwam er wat wits uit de hemel. Als je wilde had je de vlokken kunnen tellen. Indien Abraham niet in Ur der Chaldeeën was geboren maar in deze contreien had er in Genesis iets gestaan over nageslacht zo talrijk als de sneeuwvlokken in plaats van het aan korrels zand in de woestijn.
Het sneeuwde dus een beetje en ik deed een poging tot hardlopen. Er waren niet veel andere lopers, normaal zie je meer mensen om die tijd.
Op het laatste recht eind pas ik de truc van Hinault toe. Ik denk althans dat die truc van Hinault is. Maarten Ducrot heeft meer dan eens verteld tijdens zo’n lange, warme, saaie overgangsetappe in de Tour hoe het kan dat een sporter maar door blijft gaan, en welke trucs er zijn om tot het uiterste te gaan. De truc van Hinault was om ergens op de weg een punt uit te kiezen, een boom, of een lantaarn, en daar zo hard mogelijk naar toe te fietsen. En vlak voor hij bij dat punt was, koos hij een volgend punt om naar toe te fietsen.
Diezelfde techniek gebruik ik bij het hardlopen. Lantaarns. Elektriciteitskastjes. Bomen. Al het straatmeubilair verwordt tot herkenningspunt. De finish kan je op die wijze zo ver leggen als je zelf wil. Want die ligt altijd weer tien meter verder.
Geef een reactie