Frank linkt naar een stuk op Setup over AI. Kort gesteld vindt schrijver Siri Beerends dat er geen tijd en energie in AI gestoke moeten worden. Frank reageert erop door te stellen dat dit artikel wel erg kort door de bocht is.
Dat zorgt ervoor dat ik eens wat opschrijf over AI. De digitale wereld lijkt in twee kampen verdeeld: of je bent groot voorstander van gebruik van AI; hoe meer hoe beter. Of je bent tegenstander: kan AI de wereld zo snel mogelijk de wereld uitgeholpen worden?
AI zie ik dan als de verzamelterm voor functionaliteiten waarbij we een computer met tekst om kunnen laten gaan (LLMs, bijvoorbeeld ChatGPT), beelden kunnen laten genereren (bijvoorbeeld MidJourney) of geluid kunnen laten extrapoleren / interpreteren.
De naam AI roept weerstand op, omdat het suggereert dat het kunstmatige intelligentie is, en voor je het weet zit je in het debat: wat is intelligentie eigenlijk? Wat is bewustzijn eigenlijk? Stellen we daarmee computers gelijk aan mensen. Vergelijk ook de discussie: is een octopus intelligent?
Als we de discussie over ‘wat is intelligentie’ even loslaten: gebruikers ervaren nut van de verschillende nieuwe instrumenten die op ons afkomen. Door een LLM een voorstel laten doen voor de structuur van een tekst, voor een alternatieve zinsopbouw, voor een samenvatting: het gaat gewoon sneller en handiger dan als je het allemaal zelf verzint. Zeker voor de 80% van Nederland waarbij schrijven niet de dagelijkse bezigheid is, kan een LLM enorm helpen.
De mens is echter een lui wezen. Niet alleen middelbare scholieren streven naar met minimale inspanning maximaal resultaat halen. Even snel iets in elkaar zetten, niet meer kritisch kijken, hop, over de schutting. Dat gebrek aan kritisch denken
AI gaat niet meer weg. Die geest is uit de fles. In die zin is het niet meer dan een verdere stap in Max Webers IJzeren kooi van verdere rationalisatie of Schumpeters Creatieve destructie. We kunnen wel zeggen dat we geen AI willen, maar het is er nu, en het biedt nut voor individuen, dus ze gebruiken het.
Als AI niet meer weg gaat, is de vervolgvraag: hoe moeten we er ons toe verhouden? Dat is maar beperkt een technische vraag, maar vooral een politieke of ethische vraag. Eigenlijk een klassiek verdelingsvraagstuk van baten en lasten. En daar wringt de schoen.
Het internet heeft de neiging alle baten op wereldniveau bij een paar spelers te concentreren. Ben Thompson schrijft hier veel over in zijn stukken over Aggregation Theory. Dat zorgt voor grote machtsconcentratie, zonder controle. En macht corrumpteert, en absolute macht corrumpeert absoluut.
Een ander probleem zijn intellectuele eigendommen. Om AI modellen te trainen heb je enorm veel data nodig. Ergens vind ik het grappig dat dit marginaal weblog waarschijnlijk in de dataset van OpenAI zit. Maar ik verdien geen geld met webloggen. Voor broodschrijvers is het een ander verhaal. De rechtzaken over AI en copyright lopen waarschijnlijk nog jaren in veel verschillende landen. Ook een nadeel van het web: elk land kan ook nog eens z’n eigen regels er op nahouden.
Is het denkbaar om een (basis) AI-tool als publieke dienst aan te bieden? Om daarmee de machtscontratie te breken? En dan te zorgen dat uit de opbrengst van de publieke dienst een inkomstenstroom kan ontstaan waarmee we werkeloze broodschrijvers kunnen omscholen naar iets anders? En het energieverbruik belast kan worden met een CO₂-tax?
In de kern is het een verdelingsvraagstuk. Helaas is onze samenleving er de laatste 25 jaar niet erg goed in geweest die op te lossen, maar daar moet ik misschien een andere woensdagmiddag over schrijven.
Geef een reactie