Lang, lang gelden in een ver, ver land was er eens een monster. Het woonde in een grot. Het monster heette Smeg. Zoals alle monsters in sprookjes, was dit monster niet bepaald aardig voor de mensen. Mensen? Ja, want rondom deze grot woonden ook nog allerlei mensen in kleine dorpjes met van die houten vakwerkhuisjes. Een beetje zoals in Zwitserland. Met het zwitserleven-gevoel.
Elke nacht ging het monster weg uit de grot. Hij wandelde richting een van de omliggende dorpen, waar de mensen sliepen in donkere huizen (in die tijd hadden ze nog geen elektrische verlichting, en al helemaal daar niet). Voorzichting brak het monster dan een deurtje van een stal open, en greep een schaap mee. Die peuzelde het monster Smeg dan langzaam op. De lokale middenstand was hier erg boos over.
(Nu moet ik nog een held ten tonele voeren. En het liefst ook een heks, en een prinses die gered moet worden).
Maar, gelukkig, de nationale trots, Willem Tell kreeg over dit onrecht te horen. Hij vertrok van het Vierwoudstedenmeer naar het dorp dat door Smeg werd geterroriseerd. Met zijn pijl en boog, en retoriek over de ‘war on terror’ kwam hij aan in het dorp. Hij zou wel even korte metten maken van dit monster.
Die nacht zat Willem Tell klaar, met zijn pijl op zijn boog, gespannen te wachten tot het monster zou komen. Hij had zich verschanst boven in de kerktoren, om te kunnen zien of het monster kwam. Het was volle maan. Inderdaad, daar in de verte naderde het monster. Langzaam, en zich verschuilend achter heggen en bomen, kwam het dichterbij. Willem Tell concentreerde zich. Nu moest hij zich bewijzen als nationale held. Nu mocht er niks meer mis gaan. Hij had zich uitstekend voorbereid. De pijl en boog waren in topconditie. Hij had een goed bord Rösti gegeten. En Toblerone. Zijn mobiel stond uit. Het was nu of nooit.
(Let op, cliffhanger. Dit is het moment voor een reclameblok.)
Het monster stond stil. Had Smeg de waakzaamheid van het dorp in de gaten? Hij hoorde niet het snurken dat hij normaal hoorde. Stapje voor stapje sloop hij nog dichterbij. Smeg had namelijk wel honger. Dat schaap van gisteren was nogal een mager beest geweest. Hij maakte een sprintje naar de stal. Willem Tell schoot zijn pijl. Het monster viel. En richte zich weer op, om spoorloos te verdwijnen in de nacht. Het dorp juichte. En iedereen leefde nog lang en gelukkig.
Dit verhaal is het resultaat van een verdwaasde zondagmiddag, en de opmerking dat Smeg niet alleen een leuke koelkast is, maar ook een mooie naam voor een monster uit een sprookje.
Geef een reactie