In de trein (51)

Slaapdronken priegel ik iets op een briefje. Als ik wakker wordt lees ik het terug en zie wat het waard is.

Kernbegrippen voor scenes uit een late trein. De boomlange jongen die aan het bellen is om te laten onderzoeken hoe laat zijn aansluiting per bus vertrekt, of hij nog voldoende tijd heeft om een drankje te kopen, want hij heeft dorst. Hij weet niet hoe laat zijn trein aankomt. Ik meen me te herinneren dat de trein om dertien over het uur het station binnen komt, maar ik weet het niet zeker genoeg en houdt mijn mond. Als je een bemoeial wil zijn moet je wel zeker van je zaak zijn.

Op de vierzitter naast me zitten twee zestienjarigen, trots op hun ongrijpbaarheid en autonomie. Ze geven commentaar op reizigers, schelden wat in het rond, en maken als ze niets anders voor ogen hebben, elkaar het leven zuur.

Een platinablonde vrouw in een blauw truitje herkent iemand anders in de coupe. ‘Jij gaat ook met de trein – Ah! – Dat wist ik toch niet, dan ik toch gezellig bij je zitten!’. Op mijn papiertje schrijf ik Kiss of death, hoewel ik later twijfel over de overdraagbaarheid van die term.

Om dertien over het uur komen we het station binnen.


Comments

3 reacties op “In de trein (51)”

  1. Met zulke medepassagiers zul je wel blij geweest zijn toen je het station binnenreed;)

  2. De stereotypes sloten mooi aan op de rest van de avond!

  3. @Rena: die junk (fiets kopen? tien euro.) kwam nog wat dichter in de buurt van het stereotype ๐Ÿ™‚

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *