Op de stadhuisbrug staan weer eens goededoelenverkopers. Een goededoelenmeneer vraag of ‘ie me wat mag vragen, en ik stem toe, met de mededeling vooraf dat ik niks bij ‘m ga tekenen. Hij begint een verhaal over waterputten slaan in verre landen en ik antwoord met een verhaal over het aanboren van fossiel water en dat het achterliggende probleem dus niet wordt opgelost met het slaan van waterputten. Dat het probleem zit in een verkeerde verhouding tussen waterverbruik (lees: bevolking en economische ontwikkeling) en beschikbaar water.
(Dat schrijf ik vanuit een land met veel water en vier (navulbare) halveliterflesjes water op het bureau. Of dat slaan van waterputten nu wel of niet goed is weet ik eerlijk gezegd ook niet). Uw reacties zijn welkom.
De goededoelenmeneer staat met een mond vol tanden en zegt dat ik maar beter spoedig een droog onderkomen op ga zoeken, omdat het gaat regenen.
Dat klopt, maar nat wordt je er niet van. In de reisboekenhandel is het krap. Maar ze hebben wel de kaart die ze ook op internet beloven voor een schappelijke prijs en zonder bezorgkosten.
Met een vriendelijk woordje toe. Ik koop een kaart van Japan, en de verkoopster vraagt of ik daar naar toe ga.
‘Grote steden zeker?’.
– ‘Nee, dit is een kaart van Hokkaido, dat bestaat uit nationale parken en vulkanen. Ik wil daar rond gaan rijden’
‘Aha. Komt u uit Japan?’
Nu vraag ik u. Iemand die uit Japan komt en 1 meter 90 is, is dat waarschijnlijk?
(En dan niet meteen over Yasutaka Okayama beginnen, dat is flauw)
Geef een reactie