Of het nacht was, was moeilijk te beoordelen. 23 uur, 38 minuten, en de horizon was nog steeds niet egaal zwart. Lichter donkerblauw gloeide in het noordwesten. Het wordt nooit meer donker in Nederland. Dat komt door de straatverlichting, maar de midzomernacht doet net zo hard mee. Ongeveer vier uur later zou het alweer licht worden. Waarschijnlijk, want ik zou er zelf niet bewust bij zijn.
Ik kwam uit de trein, niet eens de laatste, niet eens de stilste. Zonder iPod had ik gevreesd voor een saaie thuisreis. Treinen in de tweede helft van de avond hebben namelijk de neiging dodelijk saai te zijn. Je bent meestal de enige reiziger. De raampjes weerspiegelen vooral de binnenkant van de trein, en voorbij dat gespiegel is enkel het donker. En interieurs van treinen, daar ben je na meer dan 40 000 kilometer op uitgekeken. iPods zijn uitstekende middel om je in zo’n omgeving te vermaken. Om eerlijk te zijn: ik luister nooit zo goed naar muziek als in de serene stilte van een late trein. Maar er was geen iPod, geen boek en alle oude kassabonnetjes had ik ’s middags al volgeschreven.
Er dreigde verveling.
Ik ben een hedonistische Westerling uit de door snelle en oppervlakkige behoeftebevrediging gecorrumpeerde samenleving van ons. Of het feit dat ik me daar bewust ben, mij anders maakt dan de mensen die dat niet zijn, is een tweede.
Twee banken verder komen andere reizigers te zitten. Ik ontdek dat het analoge afluisteren van gesprekken van pedagogen over auditieve discriminatie niet onder hoeft te doen voor een podcast.
Geef een reactie