De man van de Spits heeft mij een krantje gegeven, zoals dagelijks. Ik heb hem gedag gezegd en bedankt voor zijn krant, want dat is mijn manier om hem ook wat menselijkheid te geven. Anders staat hij daar alleen maar een beetje; dat is toch ook geen gezicht.
Op het perron wordt ik op de hoogte gebracht van de transfermarkt. Het is kwart over zeven en mijn aandacht gaat uit naar de toekomst van Vennegoor of Hesselink.
Een man begint te praten tegen de man die naast me zit op het bankje. Collega’s? Een plausibele verklaring. Small talk. ‘Mijn bus ging weer snel. Ik vertrok om vijf over acht van huis, en nu ben ik al hier’.
Een tijdreiziger. En dat op dinsdagochtend. De wereld werd hierna uiteraard nooit meer hetzelfde.
Geef een reactie