Een Brisantbom uit de Tweede Wereldoorlog legde het treinverkeer plat. Rozen verwelkten, schepen vergingen en bussen werden ingezet. Sterker nog, de reguliere bussen reden af en aan, maar vooral naar bestemmingen die niet de mijne waren. Bij elke bus die aan kwam rijden sprintte ik met een roedel reizigers in mijn goed gevulde kielzog naar de buschauffeur om te vragen waar die heen ging. Dat is natuurlijk allesbehalve cool, want een goed reiziger weet dat allemaal allang. Maar informatie is van levensbelang in de survival of the fittest die NS zet bussen in heet. Dacht u dat onze weerbarstig aanmodderende voorvaderen en voormoederen altijd zo cool waren? Me dunkt van niet; anders was hun DNA niet zo ver gekomen.
Aan de horizon verscheen een bus. Een touringcar. De chauffeur doet de bus voor onze voeten stoppen en doet de deur open.
-‘Waar gaat u heen?’
‘Dat weet ik eigenlijk nog niet’
– ‘Utrecht misschien?’
– ‘Utrecht?’
– ‘Als wij nu allemaal naar Utrecht willen, gaat u dan?’
Hetgeen overtuigend genoeg was. De chauffeur reed in een keer door naar Utrecht Centraal, pakte de busbaan en zoefde zo de stad in. Vraaggestuurd vervangend vervoer wordt het helemaal, maar dat is zo’n VVD-term dat ik die in verkiezingstijd maar weer snel vergeet.
Geef een reactie