In de tram naar het station van Freiburg. Het is zondagochtend vroeg. In de tram nachtbrakers, nog met bodempjes alcohol in de hand, en ochtendmensen tezamen. Op het station stappen zondagwandelaars over op de treintjes naar het Zwarte Woud. Wandelstokken en profi kleding. In de stationsboekhandel – al open voor negen uur – ligt een bak uitgaven in de aanbieding. Iemand probeert ook Die Drei Kritiken van Kant er te verkopen.
In Basel stap ik over. Door een bijzondere constructie wordt dit station, op Zwitsers grondgebied, beheerd door de Duitse spoorwegen, en mag ik er dus met mijn Deutschlandticket komen. Buiten probeer ik nog een tramkaartje te kopen om een beetje rond te rijden in de tijd die ik heb om over te stappen. Mijn kaart wordt niet geaccepteerd bij de automaat.
Langs de Rijn naar het oosten. Varierend uitzicht. De Zwitsers hebben hier ook een kerncentrale gebouwd, conform de spelregel dat je kerncentrales altijd aan je grenzen bouwt. Als het misgaat ligt de troep voor de helft bij de buren.
Een Zwitsers bedrijf rijdt het lijntje van Singen naar Konstanz en roept om in Zwitsersduits dat we bij het eindstation zijn.
In Konstanz ga ik kijken bij het Archeologisch Landesmuseum. Ze vertellen met enthousiasme en goede communicatie het verhaal van vondsten. Konstanz is een van de weinig steden in Duitsland die niet gebombardeerd is vanwege de nabijheid van de Zwitsers grens. Dat, in combinatie met de Bodensee, maakt het tot een toeristische attractie, zelfs nu het midden maart buiten het seizoen is.
Tussentijdse koffie bij een hippe tent. Overal in Europa hetzelfde, toch een beetje lokaal. Een sanseveria in het raam. Reclamekaartjes voor paardencoaching en improvisatietheater. Een moderne MacBook naast me. Ik schrijf op papier met een havermelkcappuccino In een mintgroen kopje.
Treinen: 12
Bussen: 1
Trams: 3
Geef een reactie